In de aanloop naar de laatste Tweede Kamerverkiezingen poneerde Thierry Baudet dat toetreding tot de Europese Economische Ruimte (EER) een goed alternatief zou zijn voor het EU-lidmaatschap. Ook nu het verkiezingsgeluid is verstomd komt de EER als alternatief voor het EU-lidmaatschap nog steeds geregeld ter sprake. In het licht van de inmiddels gestarte Brexit-onderhandelingen waarin EER-lidmaatschap ook een ‘ijkpunt’ is (maar niet per se een ideaal!), lijkt het aangewezen om de EER-constructie nader te bekijken. Waarom is het zo aantrekkelijk voor de eurosceptici en wat behelst het nu precies?
Ontstaansgeschiedenis
Historisch gezien is de EER inderdaad als een alternatief voor de EU ontwikkeld. Zij zag het levenslicht in 1994 en was bedoeld als een gestructureerde economische vervlechting tussen twee economische machtsblokken: de EU (toen slechts bestaande uit 12 landen) en de Europese Vrijhandelsassociatie (toen: Zweden, Finland, Oostenrijk, Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein). Al vanaf het begin was iedere vorm van evenwicht binnen deze nieuwe constructie ver te zoeken. Zwitserland trad uiteindelijk niet toe tot de EER. Zweden, Finland en Oostenrijk prefereerden al in 1995 het volwaardige EU-lidmaatschap. Het resultaat is een constructie bestaande uit één ‘reus’ (de EU) en drie ‘dwergen’ (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein; de ‘EER-EFTA-landen’).
Lange tijd was er weinig aandacht voor de EER, maar nu lijkt deze te worden herontdekt door eurosceptici.
Lange tijd was er weinig aandacht voor de EER, maar nu lijkt deze te worden herontdekt door eurosceptici als Baudet en menig Brexiteer. De EER wordt geprezen als dé oplossing voor het probleem waar menig euroscepticus mee worstelt: hoe uit de EU te stappen zonder de economische voordelen te verliezen? Met andere woorden: hoe krijg ik mijn soevereiniteit terug zonder dat het banen kost? Et voilà: de EER, aangezien deze ‘slechts’ voorziet in een interne markt (vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal) en een aantal gerelateerde beleidsterreinen (zoals staatssteun, transportbeleid, milieubeleid en consumentenbescherming).
Geen succes
En toch: de EER is nooit een succes geworden en daar zijn goede redenen voor. Een eerste probleem is dat het vrij verkeer van personen een fundament vormt van deze ‘ruimte’. Burgers uit de EER-EFTA-landen en uit de EU moeten kunnen genieten van het vrij verkeer van werknemers, vestiging en het dienstenverkeer. De migratie van EU-burgers is bij veel eurosceptici echter een gevoelig onderwerp, getuige het belang van dit thema bij het Brexit-referendum. Daarom is het alleen al om deze reden moeilijk te begrijpen waarom diezelfde eurosceptici zouden pleiten voor het EER-lidmaatschap. Wellicht dat ze zich vastklampen aan de enige uitzondering die de EER kent in dit verband: Liechtenstein.
De EER is nooit een succes geworden en daar zijn goede redenen voor.
Het minuscule vorstendommetje Liechtenstein heeft als enige EER-land kunnen bedingen dat het een quotum mag instellen voor EU-burgers die zich permanent in het land willen vestigen. Vanwege zijn geringe omvang (33.000 zielen) en oppervlakte (het land is kleiner dan Schiermonnikoog) is erkend dat onbeperkte EU-migratie de identiteit van dit microstaatje zou kunnen aantasten. Overigens beoordeelt de Europese Commissie iedere vijf jaar of dit quotumsysteem in stand kan blijven. Het is op zijn zachtst gezegd zeer twijfelachtig, of Nederland of het Verenigd Koninkrijk na een vertrek uit de EU een dergelijke uitzonderingspositie zouden kunnen bedingen bij de EU27 en de drie EER-EFTA-landen. De Nederlandse situatie en die van het Verenigd Koninkrijk zijn duidelijk onvergelijkbaar met die van Liechtenstein.
Soevereiniteit
Een minstens even groot probleem is de soevereiniteitsmantra van de eurosceptici. Het fundamentele principe van de EER is homogeniteit. Op de veelheid van beleidsterreinen waarin de EU en de drie EER-EFTA-landen samenwerken moet een gelijkluidend wettelijk kader in stand worden gehouden. Dit is nodig om de effectieve interne markt in deze ruimte in stand te houden. Hier wringt de schoen. De drie EER-EFTA-landen hebben geen vertegenwoordiging in het EU-wetgevingsproces: er worden in deze landen geen leden gekozen in het Europees Parlement. Er zit geen Noor, IJslander of Liechtensteiner in de EU-Raad van Ministers, noch in de Europese Commissie en beslissingen van het EU-Hof van Justitie in Luxemburg worden genomen zonder een rechter uit een EER-EFTA-land.
De invloed van de drie EER-EFTA-landen op het EU-wetgevingsproces is zeer beperkt.
De procedure is dat EU-wetgeving wordt overgenomen voor de EER door een besluit van het Gemengd Comité van de EER, het belangrijkste besluitvormend orgaan van de EER. Het Gemengd Comité bestaat uit een vertegenwoordiger van de EU en vertegenwoordigers van Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Gezien de hoeveelheid aan beleidsterreinen waar de EER mee te maken heeft, is de ‘wetgevingsactiviteit’ van het Gemengd Comité indrukwekkend: in 2016 werden 405 EU-besluiten van toepassing verklaard in de EER. De EU en vertegenwoordigers van Noorwegen, IJsland en Liechtenstein moeten hiervoor in het Gemengd Comité unanimiteit bereiken. Gezien de asymmetrie van de EER zal het niemand verbazen dat de EU in deze constructie de dominante partij is. EU-besluiten moeten worden overgenomen door het Gemengd Comité om de homogeniteit van de ruimte te bewaren zonder dat hierop nog aanpassingen kunnen volgen. Áls de drie EER-EFTA-landen al enige invloed hebben in het EU-wetgevingsproces, is dat op het lagere niveau van ambtelijk-technische samenwerking. De drie landen nemen deel aan ambtelijke comités in Brussel die wetsteksten helpen voorbereiden. Los van deze, veelal informele invloed, is de invloed van de drie EER-EFTA-landen op het politieke, democratisch gelegitimeerde, niveau verwaarloosbaar. ‘Government by fax’ of ‘fax-democracy’ is wellicht een karikatuur, maar toch een die niet ver van de waarheid afstaat.
‘Government by fax’ of ‘fax-democracy’ is wellicht een karikatuur, maar toch een die niet ver van de waarheid afstaat.
Krijgt Nederland zijn soevereiniteit terug als het toetreedt tot de EER na een Nexit? Het staat de lezer vrij hierover zijn eigen oordeel te vormen, afhankelijk van wat hij of zij onder soevereiniteit verstaat. Als hij of zij het geen bezwaar vindt om in een interne markt te functioneren (inclusief een vrij verkeer van personen!) waarin grote delen van de Nederlandse wetgeving tot stand worden gebracht zonder enige Nederlandse inbreng op politiek niveau (hooguit op lager, informeel, ambtelijk niveau) maar wel moeten worden ‘doorgeslikt’, dan is het antwoord een volmondig ja!
Foto: Matthew Peoples