De Nederlandse Regering heeft recentelijk voorgesteld om een Europees sanctiesysteem in te stellen dat de EU in staat zou stellen om bijvoorbeeld visums te weigeren of tegoeden te bevriezen van personen die zich schuldig maken aan ernstige mensenrechtenschendingen. Het voorstel is geïnspireerd door de zogeheten ‘Wereldwijde Magnitsky-wet’, ingevoerd in de VS in 2016. De naam refereert aan Sergei Magnitsky, een Russische activist die belastingfraude door ambtenaren onthulde, werd opgepakt en in 2009 stierf in zijn cel. Inmiddels hebben Canada, de Baltische staten en het Verenigd Koninkrijk al hun eigen ‘Magnitsky-wetten’ aangenomen.
Veel voorstanders roepen nu op om ook het Europese sanctiesysteem voor mensenrechtenschenders ‘EU Magnitsky-wet’ te dopen. Echter, de EU zou zich duidelijk moeten distantiëren van de Amerikaanse Magnitsky-wet, en dat behelst ook de keuze voor een andere benaming. De naamgeving is immers meer dan een kwestie van morele steun en een symbolisch statement over het lot van Sergei Magnitsky: het omvat ook andere, veel minder wenselijke connotaties.
De Amerikaanse Magnitsky-wet kan en mag namelijk niet het model voor het Europese sanctieregime zijn. Van cruciaal belang hier is dat het Amerikaanse systeem niet voorziet in een procedure om personen die onrechtmatig getroffen worden door sancties van de lijst te schrappen, terwijl daarnaast de rechterlijke controle in dit systeem niet voldoet aan de eisen die voortvloeien uit het Europees Handvest van Fundamentele rechten en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De sancties die de VS kan opleggen zijn gebaseerd op de Wereldwijde Magnitsky-wet, aangenomen door het Congres in 2016 én een Presidentieel Decreet, uitgeschreven door President Trump in 2017. De twee instrumenten verschillen enorm: de wet uit 2016 bekleedt de President met grote beleidsvrijheid om te beslissen wie op de sanctielijst komt, maar voorziet ook in de optie om de sancties te beëindigen als er geloofwaardige informatie bestaat dat de getroffen persoon geen deel had aan de activiteit waarvoor de sancties waren ingevoerd, als deze persoon reeds gepast is aangeklaagd of als de persoon zijn gedrag afdoende heeft veranderd.
Daartegenover staat het Decreet van 2017, wat uiteindelijk de vorm van de sancties in de praktijk bepaalt. Dit voorziet slechts vagelijk dat de Minister van Financiën ‘mag bepalen dat omstandigheden de sancties niet langer rechtvaardigen en daar effect aan mag geven’.
Het Decreet roept daarnaast, om de ‘bijzondere en buitengewone dreiging’ van ‘zware mensenrechtenschendingen en corruptie wereldwijd’ aan te pakken een noodtoestand uit. Dit stelt de regering van de VS in staat om de normale principes van rechtsstatelijkheid te omzeilen: zo gaat het Decreet niet in op mogelijkheden van rechterlijke controle.
Er kunnen sterke politieke redenen zijn om de instelling van een Europees sanctieregime aan te moedigen. Echter, een dergelijk systeem moet dan wel voldoen aan de eisen van rechtsstatelijkheid en fundamentele rechten, waaraan de EU en alle lidstaten zijn gecommitteerd.
Het is absoluut noodzakelijk om deze verplichtingen te respecteren, met name in het kader van zware mensenrechtenschendingen. Het reeds bestaande Europese sanctieregime voor antiterrorisme kan hier dienen als les. Met name in de eerste jaren van dit systeem werden ingestelde sancties vaak teruggedraaid door het Europese Hof van Justitie aangezien de meest fundamentele rechten van de gesanctioneerden bleken geschonden. Daarmee is het nu juist de inzet van de EU voor mensenrechten, inclusief die van de gesanctioneerde, wat de EU vereist om haar sanctiesysteem te onderscheiden van het Amerikaanse Magnitsky-sancties: niet alleen in substantie, maar ook in naam.
Auteur: Christina Eckes is hoogleraar Europees recht aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van het Amsterdam Centre for European Law and Governance.
An English version of this opinion piece was published on EUObserver.com.