GroenLinks: Pleidooi voor een democratischer Europa

Het verkiezingsprogramma van GroenLinks is hoofdzakelijk gericht op het verbeteren van welzijn, milieu en gezondheid in Nederland. Nederland moet staan voor een “groen” beleid, waarin het terugdringen van CO2 centraal staat en het opwekken van schone energie sterk gestimuleerd wordt. De EU moet volgens GroenLinks het voortouw nemen in een ambitieus klimaatbeleid: dat beleid moet Europa uiteindelijk vrij maken van fossiele brandstoffen en sociaaleconomische ongelijkheid. GroenLinks zet ook in op een democratischere EU. Hoe GroenLinks de EU precies democratischer wil maken wordt helaas niet helemaal duidelijk.

Meer bevoegdheden naar het Europees Parlement

In het hoofdstuk over de “Rechtvaardige wereld” kiest GroenLinks voor een groener, democratischer en socialer Europa. De partij pleit onder andere voor “een betere controle door het Europees Parlement, minder nationale veto’s en een grotere betrokkenheid van nationale parlementen.” Het Europees Parlement moet initiatiefrecht voor wetgeving krijgen. GroenLinks wil de “solidariteit in de eurozone” versterken “door middel van een Europees Monetair Fonds en euro-obligaties.” De partij wil belastingontwijking tegengaan met een “gezamenlijk belastingbeleid” en zet in op “vergroening van belastingen”. GroenLinks wil ook het landbouwbeleid  “duurzaam” hervormen. Dit alles lijkt GroenLinks te willen vastleggen “in een nieuw Europees verdrag.” Een nieuw Europees verdrag uitonderhandelen is alleen geen makkelijke opgave: dat kan jaren duren. Bovendien, niet voor al deze beleidspunten is een nieuw verdrag noodzakelijk.

De betere controle door het Europees Parlement wordt niet nader toegelicht en zorgt voor de nodige vraagtekens. Het Parlement treedt nu op als medewetgever en beslist samen met de Raad van Ministers over wetgevingsvoorstellen op een groot aantal beleidsterreinen. Het Europees Parlement heeft sinds het Verdrag van Lissabon in 2009 (en daarvoor al sinds het Verdrag van Maastricht in 1993) een grotere controlerende bevoegdheid gekregen op diverse beleidsterreinen zoals landbouw en visserij, structuurfondsen, handelsbeleid en (deels) justitie, migratie en politiezaken. Op welke manier en op welke beleidsterreinen het Europees Parlement betere controlebevoegdheden zou moeten krijgen, wordt door GroenLinks niet toegelicht.

Grotere betrokkenheid van nationale parlementen

GroenLinks wil daarnaast “een grotere betrokkenheid van nationale parlementen” en “minder nationale veto’s”. Wat GroenLinks bedoelt met deze voorstellen is niet helemaal duidelijk. Er bestaat ook een mogelijke spanning tussen beide voorstellen. Nationale regeringen besluiten in de Raad van Ministers over EU wetgeving en beleid. Voor dat handelen moeten zij in principe verantwoordelijkheid afleggen bij hun nationale parlement. Als een lidstaat in de Raad een veto heeft, dan kan een nationaal parlement EU-wetgeving in beginsel tegenhouden. Als nationale veto’s worden opgegeven, bestaat die mogelijkheid niet meer. De formele zeggenschap van het nationale parlement neemt dan af.

GroenLinks wil de rol van de nationale parlementen versterken en tegelijkertijd nationale veto’s opgeven. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door de positie van de nationale parlementen te versterken ten opzichte van hun nationale regeringen. Het is echter onduidelijk hoe GroenLinks dat precies wil gaan doen. De verhouding tussen een nationaal parlement en regering is bovendien een zaak van het nationale recht. GroenLinks zou alleen zeggenschap hebben over de positie van het Nederlandse parlement ten opzichte van de Nederlandse regering.

Een andere mogelijkheid is dat nationale parlementen meer directe zeggenschap krijgen in Europese besluitvorming. Dat betekent dat zij zonder tussenkomst van hun nationale regering direct zeggenschap krijgen over EU-beleid en wetgeving. Momenteel kunnen nationale parlementen EU-wetgeving al direct beïnvloeden in de zogenaamde gele en oranje kaartprocedure. In die procedures kunnen de nationale parlementen direct bezwaar aantekenen tegen Europese wetsvoorstellen, zonder tussenkomst van hun nationale regering. Als een derde van de nationale parlementen vindt dat een EU-wetsvoorstel niet op het EU-niveau maar door de lidstaten zelf genomen moet worden, dan moet de Europese Commissie het voorstel heroverwegen (gele kaart). Als een meerderheid van de nationale parlementen tegen een EU-wetsvoorstel is, moet de Europese Commissie het voorstel van tafel halen (oranje kaart). De Commissie mag het voorstel dan alleen handhaven als ze daarvoor duidelijke redenen geeft .

Hoe GroenLinks meer betrokkenheid van nationale parlementen wil realiseren, komt echter niet naar voren in het verkiezingsprogramma. Bovendien kan meer invloed van nationale parlementen averechts werken op slagvaardigheid van de EU. De uiteenlopende belangen van alle 28 lidstaten maken besluitvorming in de EU lastig. Op dit dilemma gaat het partijprogramma van GroenLinks niet in.

Wel sluit het programma duidelijk aan bij de vaak gehoorde kritiek dat de EU onvoldoende democratisch is. GroenLinks kiest daarin voor een pro-Europese lijn met een versterking van het Europees Parlement. Dat standpunt wordt niet door alle partijen gedeeld. Recent pleitte Minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders (PvdA) bijvoorbeeld juist voor een grotere rol van de lidstaten en een halvering van het Europees Parlement.

 

Foto: mediateam GroenLinks Utrecht