Duurzaamheid, de rol van Europa en de verkiezingsprogramma’s

Duurzaamheid, milieu en klimaat staan deze verkiezingen op de agenda van diverse politieke partijen. Vanuit verschillende hoeken wordt gepleit voor het beperken van negatieve klimaatgevolgen door CO₂-uitstoot te verminderen via een duurzame ontwikkeling van industrie, transport en de energievoorziening. Nederland staat daarin niet alleen. Onder druk van verschillende internationale verdragen, zoals de recent ondertekende Overeenkomst van Parijs, en specifieke Europese CO₂-doelstellingen, worden de meeste landen verplicht grootschalige veranderingen in hun beleid door te voeren.

De rol van Europa

Europa speelt een belangrijke rol in dit energiespel. Zo stelt zij eisen aan de verduurzaming van lidstaten op basis van bindende doelstellingen voor C0₂-vermindering, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Daarnaast worden eisen en voorwaarden gesteld aan de energievoorziening in het algemeen, door bijvoorbeeld veiligheidseisen op te stellen voor consumenten en regels voor duurzaamheid. Regelmatig worden op voorstel van het Europese Parlement en de Raad nieuwe regels vastgesteld waar de individuele lidstaten binnen een bepaald tijdsbestek aan moeten voldoen.

Het initiatief van Europa om de energiesector te privatiseren is van essentieel belang geweest. Dit houdt in dat voor productie en levering van energie een concurrerende markt moest komen. Een gezonde, concurrerende markt zou voor de consument meer keuze en lagere prijzen moeten opleveren. Daarnaast heeft de EU aan alle lidstaten een bindende doelstelling voor het opwekken van energie uit hernieuwbare bronnen opgelegd. Voor Nederland betekent dit dat we voor 2020 14% van onze energie uit hernieuwbare bronnen moeten halen.

Deze combinatie van Europese regelgeving heeft ertoe geleid dat consumenten in toenemende mate in staat zijn (een deel van) hun eigen energieverbruik op te wekken met bijvoorbeeld zonnepanelen. De energieproductie is namelijk geprivatiseerd en geeft iedereen de mogelijkheid om elektriciteit op te wekken. Het besef groeit dat deze consumenten zouden kunnen bijdragen aan de bindende EU-doelstelling van 14% energie uit hernieuwbare bronnen.

Deze, en vele andere ontwikkelingen hebben geleid tot de Europese energie-unie. Ter bewerkstelliging hiervan heeft de Europese Commissie een aantal nieuwe wetgevingsvoorstellen gedaan die van invloed zijn op de Nederlandse energiesector. Zo moet Nederland in 2030 27% van haar totale ‘opwek’ uit hernieuwbare bronnen genereren. Ook moet zij consumenten in staat stellen aan elkaar te leveren, zoals hierboven beschreven.

De positie van Nederland: visie van politieke partijen

Nederland loopt echter achter op een aantal doelstellingen die voor 2020 zijn gesteld. Zo was het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen 5,8% in 2015. De afstand tot 14% is dus nog erg groot. De nieuwe doelstelling voor 2030, 27%, is nog verder weg. Het is dus van belang dat Nederland nu handelt om de doelstelling te halen. Hoewel handhaving op Europees (en nationaal) niveau nog niet in wetgeving is omgezet, staat nakoming van de EU-lidstaten wel hoog in het vaandel. De nieuwe regering zal zich moeten richten op een duurzamer beleid van de energiesector maar ook van de transportsector.

Uit de verkiezingsprogramma’s wordt duidelijk dat de partijen deze onderwerpen zonder meer van belang vinden. Bijna alle partijen signaleren problemen en dragen oplossingen aan.[1] Deze oplossingen zijn echter voor een groot deel gericht op de Nederlandse situatie. De partijen lijken de rol van Europa en haar invloed onvoldoende te zien.

Sommige partijen, zoals Denk, Forum voor Democratie, Artikel 1 en 50Plus, noemen de EU helemaal niet met betrekking tot energie en duurzaamheid. De VVD, CDA en PvdA zijn van mening dat de EU een rol speelt en dat op dit niveau afspraken gemaakt moeten worden. Ook zijn zij van mening dat een Europees energienetwerk de toekomst is. Hoe dit netwerk eruit ziet en hoe en welke afspraken gemaakt moeten worden en wat de positie van Nederland is wordt echter niet toegelicht.

Daarentegen wordt het Europese belastingstelsel op CO₂-uitstoot (Emission Trading System, ETS) wel veelvuldig genoemd. Het systeem wordt vanuit verschillende hoeken door partijen bekritiseerd vanwege de lage prijs voor CO₂ en de gratis rechten op CO₂, waardoor er weinig financiële gevolgen zijn verbonden aan het uitstoten daarvan. De PvdA, D66, GroenLinks, SP, PvdD, ChristenUnie en SGP zijn van mening dat dit systeem moet veranderen maar geven niet aan hoe. De Europese Unie is zich bewust van dit probleem en heeft in 2015 een voorstel gedaan om het ETS te wijzigen. Hoewel dit voorstel nog in behandeling is, zal het voorstel zeer waarschijnlijk worden aangenomen door de Raad en het Parlement. De Nederlandse politieke partijen zouden daarom het voorstel moeten betrekken in hun energiestandpunt, en dan met name of het voorstel naar hun mening voldoende zal bijdragen aan emissiereductie. Anders is het zeer de vraag of Nederland de inhoud van het voorstel nog kan gaan beïnvloeden.

GroenLinks, de Partij voor de Dieren en vooral D66 stellen concretere oplossingen voor waarbij de EU een rol speelt. D66 is van mening dat – gezien de achterhoedepositie van Nederland als het om vermindering van de uitstoot gaat – dat een strengere aanpak en vergaande eisen voor duurzame energie en CO2 vermindering nodig zijn. Daar moet volgens D66 voldoende in het Europese energienetwerk en opslagmogelijkheden geïnvesteerd worden, bijvoorbeeld met fondsen van de voormalige Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). De EU zou zich volgens de Democraten ook hard moeten maken voor het verduurzamen van de lucht- en scheepvaart.

GroenLinks is van mening dat de EU het voortouw moet nemen binnen de verduurzaming van de Europese markt, met een centrale rol voor het ETS. Daarnaast is GroenLinks van mening dat de EU zich moet gaan richten op de circulaire economie, waarvan energie een onderdeel is. De Partij voor de Dieren richt zich sterk op aanpassingen in de rol van de EU. De EU zou het ETS moeten aanpassen, CO₂-opslag en afkoop van reductiedoelstellingen niet moeten toestaan, een EU label voor elektrische apparaten moeten ontwerpen, geen winning van schaliegas toestaan en vervoer verduurzamen. Daarnaast zouden er meer verdragen moeten worden gesloten op internationaal en Europees niveau over milieu en klimaat.

Hoewel her en der zaken worden genoemd waar de EU zich (nog) niet op richt, geldt voor het merendeel dat de EU wel degelijk stappen heeft ondernomen. Hier houden deze partijen ten onrechte geen rekening mee. Niet omdat men het per se eens moet zijn met deze voorstellen. Maar de voorstellen ter bewerkstelliging van de Europese energie-unie bijvoorbeeld, zullen hoe dan ook invloed hebben op welke verplichtingen Nederland zal hebben in de toekomst.

Afwachtende houding

In plaats van af te wachten, zouden de partijen een bijdrage moeten leveren aan de discussie om zo te voorkomen dat Nederland achter de feiten aan blijft lopen. Daarvoor zijn concrete doelstellingen en eisen nodig. Die ontbreken. Bovendien zetten de politieke partijen vooral in op het behalen van de doelstellingen voor 2020. Een dergelijke korte termijnvisie zal niet afdoende zijn om Europa bij te benen en een duurzaam beleid op duurzaamheid te voeren.

[1] De PVV schrijft helemaal niets over het klimaat of energie in haar verkiezingsprogramma.

 

Foto: Johannes Ortner