De Partij voor de Dieren staat een naar eigen zeggen radicaal andere benadering van de economie voor, zowel in sociaal als ecologisch opzicht. Het ligt voor de hand om daarvoor ruimte te willen creëren door zeggenschap over de inrichting van de economie terug te halen van de Europese naar de Nederlandse wetgever. Tegelijkertijd zijn onze economie en die van onze buurlanden innig met elkaar verstrengeld, ook in sociaal en ecologisch opzicht. De Partij voor de Dieren worstelt opzichtig met deze paradox.
Het partijprogramma keert zich in algemene zin tegen de eenzijdige focus van de EU op economische groei en handel. Het is zeker een verdedigbaar standpunt dat de primair economische focus van de interne markt ten koste gaat van duurzaamheid en sociaal beleid. Dit is grotendeels een gevolg van de keuzes die de EU-lidstaten hebben gemaakt in de bevoegdheden die zij wel en niet aan de EU hebben overgedragen.
Vrijhandelsverdragen
De EU en Nederland mogen van de Partij voor de Dieren bijvoorbeeld niet langer vrijhandelsverdragen sluiten, zoals CETA en TTIP. Dit ligt ingewikkeld. Nederland kan het sluiten van pure handelsverdragen door de EU niet tegenhouden. Dat komt omdat het sluiten van vrijhandelsverdragen grotendeels een EU-aangelegenheid is. Nederland kan via de Raad dan wel invloed uitoefenen op de onderhandelingen, maar niet altijd een veto uitspreken. Veel handelsverdragen bevatten tegenwoordig ook afspraken op andere onderwerpen. Nederland kan wel voorkomen dat zulke ‘mixed agreements’ in werking treden. De Tweede Kamer kan dan weigeren ze te ratificeren, eventueel naar aanleiding van een referendum.
Belangrijker is de vraag wat de Partij van de Dieren met haar verbod wil bereiken. Veel van de huidige handels- en investeringsverdragen zijn sterk verouderd. Ze staan absoluut niet ten dienste van de veranderingen waar de Partij voor de Dieren voor staat, zoals meer duurzaamheid en dierenwelzijn. Nederland kan zich uit die bestaande verdragen niet zomaar terugtrekken. De vraag is dan ook of de partij zich niet beter zou kunnen inzetten voor de modernisering of vervanging van handelsverdragen, in plaats van een algeheel verbod.
Hoewel de weg naar eerlijke en duurzame handel lang is, zal het buitenspel zetten van de EU die weg niet korter maken.
Daarbij is nou juist de onderhandelingspositie van de EU, als grootste economische blok in de wereld, aanzienlijk sterker dan die van Nederland alleen. De Europese Commissie begint die onderhandelingsmacht ook voorzichtig te gebruiken. Ondanks de goed verdedigbare kritiek op verschillende elementen van CETA en TTIP, heeft de Commissie wel degelijk voorzichtig de weg ingeslagen om bijvoorbeeld ISDS (arbitrage tussen investeerders en staten) te moderniseren. Hoewel de weg naar eerlijke en duurzame handel lang is, zal het buitenspel zetten van de EU die weg niet korter maken.
Klimaatverandering
Het EU-standpunt van de partij wordt werkelijk paradoxaal waar het klimaatverandering betreft. Marianne Thieme beschuldigde in het Carrédebat de EU ervan dat het klimaatbeleid faalt. Dat is onbegrijpelijk. Zo loopt Nederland ruim achter in de productie van duurzame energie die in de EU-Richtlijn voor hernieuwbare energie is vastgelegd. Nederland zou in 2020 maar 14% hoeven te behalen, veel minder dan de meeste EU-landen, maar zat in 2015 pas op 5,8%. Een stijging van slechts 0,3% ten opzichte van het jaar ervoor. Daarmee is Nederland een van de hekkensluiters in de EU. Marianne Thieme had haar kritiek dus moeten richten op de Nederlandse regering in plaats van de EU de schuld te geven.
Thieme zegt: “Europa hoort een unie te zijn van onafhankelijke staten die samen waarden delen zoals mensenrechten en dierenwelzijn. … Wie voor Europa is, is tegen deze Europese Unie.” Dat op veel van deze onderwerpen de resultaten nog tekortschieten lijkt echter geen reden om de Europese Unie dan maar helemaal af te serveren. Een politiek samenwerkingsverband kan niet als mislukt worden verklaard, simpelweg omdat het nog geen beleid voert dat identiek is aan het door een bepaalde politieke partij gedroomde beleid. Dat samenwerkingsverband dient er juist toe om met elkaar in debat te blijven over de juiste politieke koers. Het gebrekkige Nederlandse milieubeleid is voor de Partij voor de Dieren immers ook geen reden om de Tweede Kamer af te schaffen.
Een politiek samenwerkingsverband kan niet als mislukt worden verklaard, simpelweg omdat het nog geen beleid voert dat identiek is aan het door een bepaalde politieke partij gedroomde beleid.
Thieme zal op zijn minst concreter moeten maken waarom zonder de EU-instellingen meer vooruitgang zou kunnen worden geboekt in de Europese samenwerking op milieugebied, dan met. Als Duitsland in Europees verband strengere regels voor dieselauto’s tegenhoudt, waarom zou het dat dan niet ook doen in een directe samenwerking buiten de EU om?
Euro-fatalisme
De Partij voor de Dieren lijkt de hoop te hebben opgegeven dat aan de prioriteiten en de koers van de EU nog iets te veranderen valt. Dat is een trieste conclusie. Toch lijkt er, met de recente voorstellen over de toekomst van Europa van Commissievoorzitter Juncker, juist nu ruimte voor debat over de toekomstige koers van de EU. Het is te hopen dat de Partij voor de Dieren haar Euro-fatalisme opzij kan zetten en zich constructiever met dit debat gaat bemoeien.