Verdringing op de arbeidsmarkt door ‘goedkope Oost-Europese werknemers’ is een hardnekkig beeld dat niet bepaald bijdraagt aan steun voor de Europese Unie. Hoewel niet valt aan te tonen dat verdringing in Nederland op grote schaal voorkomt, blijft het voor de individuele bouwvakker lastig te verteren dat degene die naast hem op de bouwplaats werkt zo’n 20 procent goedkoper is omdat hij tegen het minimumloon werkt en de sociale premies in het land waar hij woont worden afgedragen.
Het is een gevolg van de Europese detacheringsrichtlijn (96/71/EG), een richtlijn uit 1996 die een kader verleent aan ondernemingen die in andere lidstaten werkzaamheden uitvoeren en daarvoor werknemers ‘ter beschikking stellen’. De richtlijn geeft een ‘harde kern’ van arbeidsvoorwaarden die aangeeft welke regels van het land waar gewerkt wordt gelden voor de gedetacheerde werknemers. Roemenen die op basis van detachering tijdelijk in Nederland werken hebben zo recht op onder andere het Nederlandse minimumloon, en dezelfde arbeidstijden en vakantiedagen als hun in Nederland wonende collega’s. Voor alles wat niet onder de ‘harde kern’ valt geldt in beginsel de zogenoemde Rome I Verordening die partijen vrij laat te kiezen welk recht van toepassing is op de overeenkomst, en waarbij de regels van het land van herkomst gelden als er geen rechtskeuze wordt gemaakt.
Gelijk loon voor gelijk werk – niet iedereen is vóór
‘Gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde werkplek’ werd in juni 2015 onderwerp van een brief van Asscher aan de Commissie, mede ondertekend door 6 andere West-Europese lidstaten. Er ligt nu een voorstel om de detacheringsrichtlijn te herzien waarin de Commissie dat beginsel als leidend ziet. Niet iedereen is daar gelukkig mee. Een aantal lidstaten, voornamelijk uit Oost-Europa, zette in maart 2016 de zogenoemde ‘gele kaart-procedure’ in gang, waarmee zij de Commissie dwongen het voorstel te heroverwegen. Zij zien meer in betere handhaving van de bestaande regels, en willen dat ondernemers in Oost- en West-Europa kunnen blijven profiteren van prijsconcurrentie in de dienstensector waardoor het verschil in loonkosten binnen de Europese Unie uiteindelijk kleiner zal worden. De Commissie heeft in juli 2016 besloten het voorstel te handhaven.
‘Gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde werkplek’ werd in juni 2015 onderwerp van een brief van Asscher aan de Commissie, mede ondertekend door 6 andere West-Europese lidstaten.
De Europese werkgevers en werknemersorganisatie in de bouwsector zijn vóór de voorgestelde herziening, de overige werkgeversorganisaties zijn tegen. Ook VNO/NCW en MKB Nederland zijn tegen herziening van de richtlijn.
Ondertussen heeft de Tweede Kamer een zogeheten ‘behandelvoorbehoud’ gemaakt (artikel 4, lid 3 goedkeuringswet bij het Verdrag van Lissabon) en ook weer ingetrokken onder de afspraak dat de Minister van Sociale Zaken de Kamer tijdig informeert over de onderhandelingen met betrekking tot de herziening van de detacheringsrichtlijn. De Kamer kan zo de inzet van Nederland in de onderhandelingen nog bespreken met de Minister indien hij voorziet dat hij in de onderhandelingen moet afwijken van het kabinetsstandpunt. Op 29 mei informeerde Asscher de kamer dat een compromis binnen de Raad in zicht is.
De voorgestelde wijzigingen en wat er van over is
De belangrijkste punten van wijziging gaan over:
- de beloning: voortaan gelden regels van het land van tewerkstelling voor alle elementen van de beloning, dus ook voor inschaling, toeslagen voor overwerk, tegemoetkomingen bij slecht weer, eindejaarsuitkeringen enzovoorts;
- huisvesting: de bepalingen in cao’s met betrekking tot huisvesting die algemeen verbindend zijn verklaard en wetgeving met betrekking tot huisvesting van het land van tewerkstelling gelden;
- uitzendkrachten: gedetacheerde uitzendkrachten moeten op dezelfde manier behandeld worden als de werknemers van de inlener;
- de duur van de detachering; na een detachering van 2 jaar wordt een gedetacheerd werknemer beschouwd als werknemer die in de gaststaat woont en werkt en dient hij volledig behandeld te worden volgens de regels van de gastlidstaat.
Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie bevatte ook de door Nederland gewenste mogelijkheid onderaannemers te verplichten hun werknemers dezelfde arbeidsvoorwaarden toe te kennen als werknemers van de hoofdaannemer hebben. Deze bepaling is vervallen in het compromis dat nu op tafel ligt. Toch blijkt ook dat voor Nederland acceptabel, zo valt op te maken uit de brief van de Minister, omdat in Nederland de onderaannemer, net als de hoofdaannemer, meestal al onder de algemeen verbindend verklaarde cao valt.
Een ander compromis is gevonden in de behandeling van langdurig gedetacheerden. Het voorstel van de Commissie bepaalde dat een gedetacheerd werknemer na een detachering van 24 maanden niet langer gezien wordt als ‘gedetacheerd werknemer’, maar behandeld dient te worden als ‘gewoon’ werknemer in het land waar hij werkt. Daardoor zouden voor hem ook de arbeidsvoorwaarden van het land waar hij gedetacheerd is buiten de ‘harde kern’ gaan gelden en sociale premies aldaar moeten worden afgedragen. In het compromis dat op tafel ligt blijft de gedetacheerde werknemer weliswaar ‘gedetacheerd’, maar gaan meer regels van het land waar hij gedetacheerd is gelden, zoals bijvoorbeeld premies voor O&O fondsen en verlofregelingen (ontslagrecht en tweede pijlerpensioen uitgezonderd). Daarmee zijn de arbeidsvoorwaarden bij lange termijn detachering aanzienlijk verbeterd, aldus de Minister.
Nederland heeft op beide compromispunten een concessie gedaan. Of Nederland daarom een hoog aantal stemmen kreeg van Polen, Roemenië en Bulgarije op het Eurovisiesongfestival laat ik in het midden…
Nog (steeds) geen overeenstemming in Raad en Parlement
De verwachting was dat de Raad op 15 juni een akkoord zou bereiken over dit compromis, maar de nieuwe Franse president Emmanuel Macron vond het compromis naar verluidt niet acceptabel. Hij zou met name willen dat gedetacheerde werknemers niet pas na 2 jaar, maar al eerder behandeld worden als werknemer binnen het gastland. De verwachting is nu dat er nog minstens 4 maanden nodig zijn om tot een goed compromis te komen.
De verwachting was dat de Raad op 15 juni een akkoord zou bereiken over dit compromis, maar de nieuwe Franse president Emmanuel Macron vond het compromis naar verluidt niet acceptabel.
Niet alleen de Raad moet instemmen met het voorstel, maar ook het Europees Parlement. En dat lijkt enorm verdeeld: er zijn meer dan 500 amendementen ingediend op het Commissievoorstel, die vaak niet met elkaar te verenigen zijn. Zo zijn er amendementen die de maximum periode voor detachering willen uitbreiden naar 36 maanden en amendementen die de periode juist willen terugschroeven naar 6, of zelfs 3 maanden. Parlementaire commissies zullen onder andere op 12 juli en 28 september 2017 stemmen over de amendementen. Of dat er vervolgens toe leidt dat het Europees Parlement in het najaar met een standpunt in eerste lezing komt is de vraag. Hoe dan ook, de herziening van de detacheringsrichtlijn blijkt een doos van Pandora waaruit, eenmaal geopend, alle denkbare (politieke) tegenstellingen – Oost versus West, links versus rechts, werkgevers versus werknemers, verschillende sectoren binnen de economie – tevoorschijn springen. Hoe het afloopt valt vooralsnog niet te voorspellen.
Foto: Vonderauvisuals