De financiering van Griekenland komt niet “van onze belastingcenten”

Politici roepen soms stoer “dat er geen geld meer naar Griekenland gaat”. Daarbij gaan ze uit van de gedachte dat geld “van onze belastingcenten” naar Griekenland gaat. Die veelgehoorde veronderstelling over de financiering van EU-lidstaten in moeilijkheden is onjuist. Een kort overzicht:

Toen Europa begon met de invoering van de Euro door middel van het oprichten van de Economische en Monetaire Unie (EMU), werd gedacht dat de markten overheden zouden corrigeren die teveel spenderen. In het Werkingsverdrag van de EU (VWEU) kwam zelfs een artikel waarin stond dat overheden elkaar niet te hulp hoefden te schieten als een land in moeilijkheden kwam: de ‘no bail-out’ clausule in artikel 125. Echter, gedurende de eerste tien jaar werkte de verwachting dat markten overheden zouden corrigeren niet. Men had verwacht dat de geldschieters op de financiële markten de rente die zij vragen zouden aanpassen aan de toestand van de overheidsfinanciën van het betreffende land.  Maar, ongeacht de toestand van de begroting, vroegen spelers op de financiële markten ongeveer evenveel voor het lenen van geld aan Duitsland als aan andere eurolanden. Hiernaast werden de begrotingsregels voor gezonde overheidsfinanciën voor de landen die meededen aan de Euro niet nagekomen: de buitensporige tekorten van Duitsland en Frankrijk bleven zonder sanctie.

Toen Europa begon met de invoering van de Euro door middel van het oprichten van de Economische en Monetaire Unie (EMU), werd gedacht dat de markten overheden zouden corrigeren die teveel spenderen. Dat bleek in de praktijk niet het geval.

Met het uitbreken van de wereldwijde financiële crisis van 2008 en de daarop volgende schuldencrisis in Europa bleken de markten ook al niet corrigerend te werken: in paniek geraakt, eisten financiers vergoedingen voor het lenen aan regeringen die onbetaalbaar hoog waren; dit sloot lenen op de financiële markten voor sommige overheden uit. Alle regeringen op twee na (Estland en Zweden) gaven in die tijd véél meer dan ze ontvingen en hadden buitensporige tekorten. De noodzaak voor regeringen om zoveel uit te geven is terug te voeren op de hoge werkloosheid en op het ‘redden’ van  banken omdat deze anders de hele economie in hun val mee zouden nemen. De begrotingstekorten en overheidsschulden worden door de Commissie in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) in de gaten gehouden. Het SGP is een stel afspraken die de eurolanden in 1998 maakten om niet alleen buitensporige tekorten te voorkomen, zoals de begrotingsregels van het verdrag voorschrijven, maar op de middellange termijn begrotingsevenwicht of zelfs een begrotingsoverschot te hebben.

Voor Griekenland (dat teveel uitgaf en valse begrotingsstatistieken aanleverde), Ierland (dat een bankensector garandeerde die veel groter was dan het Ierse nationaal product), Portugal (dat zijn begroting maar niet op orde kreeg), Spanje (dat ook met financiële instabiliteit te kampen had) en Cyprus (waar de bankensector in nood kwam) moesten de andere lidstaten te hulp schieten. Anders hadden zij zich niet kunnen financieren. Dit gevaar werd nog acuter toen de financiële markten begonnen te speculeren op het op het ‘uiteenvallen’ van de euro en een exit van Griekenland uit de eurozone.

Geld aan Griekenland loopt, op de eerste bilaterale lening uit 2010 na, niet via de Nederlandse begroting.

De hulp bestond uit grote steunpakketten van vele miljarden euro’s tegen strenge voorwaarden. Die euro’s leenden het tijdelijke Europees Financieel Stabiliteitsfonds (EFSF) en zijn permanente opvolger, het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), op de kapitaalmarkten. Zij kunnen lenen tegen AAA-tarieven omdat de landen van het Eurogebied achter het EFSF staan en het ESM van kapitaal voorzien. Hierdoor kunnen deze financieringsmechanismen goedkoop geld opnemen en doorsluizen naar lidstaten in nood. Deze financiering loopt buiten de begroting van de andere lidstaten om. Op de nationale begrotingen staan wel de garanties die aan het EFSF zijn gegeven (voor Nederland: 6,1% van dat miljardenfonds) en de deelneming in het kapitaal van het ESM (voor Nederland 4,57% ofwel € 40 miljard). Ook het Internationaal Monetair Fonds (IMF) was bij deze operaties betrokken – daarover een andere keer. Al snel rees de vraag of al deze hulp voor de landen in financiële moeilijkheden geen strijd opleveren met het bovengenoemde artikel 125 VWEU, waarin juist staat dat landen niet voor elkaar instaan. Het Europese Hof bepaalde echter dat artikel 125 VWEU (de ‘no bail-out’ clausule) niet aan steunoperaties in de weg staat, mits die ervoor zorgen dat de begrotingsdiscipline wordt hersteld.

Bij de grote maatschappelijke gevolgen van de conditionaliteit, de democratische besluitvorming en  het (gebrek aan) toetsing door de rechter van ingrijpende maatregelen zijn vraagtekens te plaatsen.

Als voorwaarde voor deze financiering werden strenge eisen gesteld (‘conditionaliteit’) aan het herstel van de begrotingen en het doorvoeren van ‘structurele hervormingen’: ingrepen die de economie dynamischer moeten maken waardoor op den duur ook de begroting in evenwicht kan komen. Deze conditionaliteit wordt van tijd tot tijd bijgesteld.  Als we nu kijken, heeft Griekenland inmiddels een groot ‘primair’ overschot op de begroting, dat wil zeggen zonder rentebetalingen op de staatsschuld mee te rekenen. Ierland, Portugal, Spanje en Cyprus hebben inmiddels geen steun meer nodig en lenen zelf weer op de kapitaalmarkten, waarbij Ierland supersnel groeit en Portugal uit het strikte begrotingstoezicht mag omdat het geen buitensporig tekort meer heeft.

Bij de grote maatschappelijke gevolgen van de conditionaliteit, de democratische besluitvorming en  het (gebrek aan) toetsing door de rechter van ingrijpende maatregelen zijn vraagtekens te plaatsen. In Europa ontbreekt de mogelijkheid de economie te stimuleren vanuit Brussel terwijl lidstaten hun huis op orde stellen. De discussie over een versterking van de EMU moet op dit alles een antwoord bieden.

Het misverstand over de financiering van Griekenland en andere partners in het eurogebied kan echter de wereld uit. Geld aan Griekenland loopt, op de eerste bilaterale lening uit 2010 na, niet via de Nederlandse begroting. Het is niet gezegd dat eventuele schuldenverlichting voor Griekenland in de toekomst geen begrotingsgeld zal kosten.. Overigens: leningen aan Griekenland worden gebruikt om internationale crediteuren af te lossen, niet voor binnenlandse uitgaven, ook al zo’n misverstand. Een filmpje geeft de werking van het ESM beeldend weer: https://youtu.be/5XGrt3h0XP8 (“solidarity at work with no cost for the taxpayer”).

Foto: Michael Hänsch