De verwoestingen die het orkaanseizoen van 2017 tot nu toe heeft aangericht in het Caraïbisch gebied zijn nog niet voorbij, maar duidelijk is dat alleen al de orkaan Irma ongekende schade heeft aangericht op een aantal eilanden, waaronder Sint Maarten. Toen de eerste berichten in de Nederlandse media naar buiten kwamen over de omvang van de ramp werd ook aandacht besteed aan het gebrek aan EU-steun voor Sint Maarten. Nu klopt het dat de positie in het EU recht van Sint Maarten in de nasleep van ‘Irma’ weinig benijdenswaardig is. Er zijn weinig EU middelen direct beschikbaar voor de wederopbouw en de EU instellingen zullen creatief moeten zijn om deze op ad hoc basis beschikbaar te maken.
Berichtgeving in media onjuist
Waar het mis ging in de berichtgeving is dat op belangrijke nieuwsbronnen als het NOS journaal en RTL Nieuws werd gesteld dat Sint Maarten in deze ongunstige positie zat omdat het in 2010 ‘uit de EU was vertrokken’. Dit bericht, men zou er zelfs een ondertoon van verwijt in kunnen bespeuren, werd op dramatische wijze gecontrasteerd met het Franse Saint Martin dat de noordelijke helft van hetzelfde eiland beslaat en dat onderdeel van Frankrijk is gebleven ‘en derhalve van de EU’.
Sint Maarten werd in de media op dramatische wijze gecontrasteerd met het Franse Saint Martin dat onderdeel van Frankrijk is gebleven ‘en derhalve van de EU’.
Het is op dit punt dienstig voor de discussie dat een aantal basale feiten worden rechtgezet. Wat is precies de geografische reikwijdte van het EU recht? Er zijn verspreid over de wereld een groot aantal gebieden (vaak eilanden) die een verschillende mate van binding hebben met de EU, altijd over de band van de voormalige Europese kolonisator. Deze gebieden worden in het EU recht grofweg onderverdeeld in twee groepen; de Ultraperifere Gebieden (UPGs; zie Artikel 349 VWEU) en de Landen en Gebieden Overzee (LGOs; zie artikel 355 lid 2 VWEU), al zijn er ook een aantal gebieden die in geen van beide categorieën vallen, zoals Gibraltar. Als vuistregel geldt dat EU recht en -beleid op de Ultraperifere gebieden van toepassing is, tenzij uitdrukkelijk uitgesloten terwijl in de Landen en Gebieden Overzee het EU recht niet van toepassing, tenzij uitdrukkelijk van toepassing verklaard (via het zogenaamde associatieregime, te vinden in de Artikelen 198 tot 204 VWEU en in de periodiek vernieuwde associatiebesluiten). Zodoende komen de UPGs, waaronder Saint Martin, in aanmerking voor steun uit de Europese Structuur en Investeringsfondsen waarmee cohesiebeleid, sociaal beleid, transportbeleid, landbouw en visserij beleid worden ondersteund en, last but not least, steun vanuit het EU noodfonds voor natuurrampen. Saint Martin komt als UPG voor al deze EU middelen in aanmerking, Sint Maarten als LGO niet.
Sint Maarten is nooit lid van de EU geweest
Heeft Sint Maarten deze voordelen misgelopen door de ‘EU te verlaten’ zoals werd gesuggereerd in Nederlandse media? In het geheel niet, aangezien Sint Maarten nooit onderdeel van de EU is geweest, althans: het heeft altijd de status van LGO gehad. Dat de inwoners van Sint Maarten in 2010 in een referendum ervoor hebben gekozen om verder te gaan in Koninkrijksverband als een autonoom ‘land’ heeft geen enkele relatie met het EU recht aangezien daarvoor Sint Maarten onderdeel uitmaakte van het ‘land’ Nederlandse Antillen, ook een LGO.
Dat de inwoners van Sint Maarten in 2010 in een referendum ervoor hebben gekozen om verder te gaan in Koninkrijksverband als een autonoom ‘land’ heeft geen enkele relatie met het EU recht
Valt Sint Maarten dan wellicht indirect iets te verwijten doordat het in 2010 niet had gekozen voor nauwere banden met Europees Nederland, vergelijkbaar met de nieuwe status van Sint Eustatius, Saba en Bonaire die verder gingen als ‘bijzondere gemeenten’? Ook dat zou een onjuiste stelling zijn. Er is geen automatisme tussen een interne statuswijziging van een overzees gebiedsdeel van een EU lidstaat en de ‘vertaling’ daarvan naar een andere EU-status. Dat laatste eist een wijziging van het primaire EU recht (het Verdrag inzake de Werking van de EU, in het bijzonder Annex II waar de LGOs met naam worden genoemd). Hier kan veel tijd over heen gaan. Toen Aruba in 1986 de status van autonoom ‘land’ verkreeg binnen het Koninkrijk werd deze wijziging (waarbij Aruba overigens gewoon een LGO bleef) pas erkend in het EU recht bij het Verdrag van Amsterdam (1997).
EU-status staat los van interne statuswijziging
Nu is het zo dat sinds het Verdrag van Lissabon de mogelijkheid om de status van LGOs om te zetten naar UPGs is vergemakkelijkt door de nieuwe procedure in Artikel 355 lid 6 VWEU. Op initiatief van de Nederlandse Regering kan de Europese Raad (de Staatshoofden en Regeringsleiders) het besluit daartoe nemen. Grote winst is dat dit besluit niet hoeft te worden bekrachtigd door de parlementen van de 28 Lidstaten (wat bij een Verdragswijziging normaliter wel het geval is). De Franse Regering heeft van deze mogelijkheid al gebruik gemaakt door het eiland Mayotte van LGO te laten ‘upgraden’ naar UPG. In een verklaring bij het Verdrag van Lissabon had de Franse Regering al bedongen dat een verzoek daartoe door de Europese Raad zal worden ingewilligd. De Nederlandse Regering heeft daarentegen een veel zwakkere verklaring laten opnemen waarin enkel wordt gesteld dat áls er al een wijziging van de EU status van een van de Nederlandse LGOs zal plaatsvinden, dit besluit ‘in overeenstemming met het Statuut van het Koninkrijk’ zal worden genomen. Een automatische inwilliging door de Europese Raad à la française is hier dus niet bedongen. De Nederlandse Regering heeft een degelijk initiatief ook nog niet genomen.
Er is geen automatisme tussen een interne statuswijziging van een overzees gebiedsdeel van een EU lidstaat en de ‘vertaling’ daarvan naar een andere EU-status.
Duidelijk is dus dat als Sint Maarten in 2010 had gekozen voor een nauwere band met Europees Nederland, het zonder daaropvolgende actie van de Nederlandse Regering (en instemming van de Europese partners in de Europese Raad!) gewoon LGO blijft. Zo is de status van de ‘bijzondere gemeenten’ Saba, Sint Eustatius en Bonaire ook nog steeds die van LGO. Overigens illustreert het Franse Saint Martin dat deze incongruentie tussen interne status van een overzees gebiedsdeel en de EU-status ook voordelig kan uitpakken. Saint Martin heeft in interne Franse betrekkingen namelijk al enige tijd niet langer de status van Département d’outre-mer (eigenlijk een Franse provincie) maar die van Collectivité d’outre-mer (met lossere betrekkingen tot Europees Frankrijk). De Franse Regering heeft echter nooit stappen ondernomen om Saint Martin de status van UPG (en alle EU-gerelateerde financiële voordelen die daarmee gepaard gaan) te ontnemen.
Solidariteit op morele grondslag
Niettegenstaande de ‘magere’ LGO status van Sint Maarten staat buiten kijf dat het hier gaat om onderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden en in die hoedanigheid om burgers van de EU (zie Artikel 20 VWEU). In dat opzicht is het goed te zien dat er voor de wederopbouw van het eiland zowel vanuit Nederland als vanuit de EU instellingen financiële solidariteit wordt betuigd, wellicht niet op juridische maar dan toch op morele grondslag.