Een euro-exit, dat wil zeggen een vertrek uit de eurozone, is een hot topic sinds de eurocrisis het vertrouwen in de Economische en Monetaire Unie (EMU) op haar grondvesten deed schudden.
In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen spreken politieke partijen zich vaker uit voor een euro-exit. Zo stelt de VVD in haar verkiezingsprogramma dat landen “die structureel hun zaken niet op orde hebben en weigeren maatregelen te nemen” niet in de eurozone thuishoren. Zulke “probleemlanden” zullen, als het aan de VVD ligt, “uiteindelijk worden gedwongen de eurozone te verlaten”.
Steeds als de Griekse schuldencrisis weer oplaait, zoals begin februari nog, vinden mensen dat Griekenland de eurozone moet verlaten. De bekende econoom Joseph Stiglitz vindt juist dat Duitsland uit de eurozone moet stappen om de muntunie te redden. Andere mensen pleiten voor een herinvoering van de gulden. Maar is het überhaupt juridisch mogelijk om uit de eurozone te stappen of om andere landen eruit te zetten?
Kan een land zomaar uit de eurozone stappen?
Nee, een land heeft niet het recht om eenzijdig uit de eurozone te stappen. Daarvoor zou eerst het EU-Verdrag moeten worden aangepast of het land moet ervoor kiezen om tegelijkertijd ook zijn EU-lidmaatschap volledig op te zeggen, want dat kan wel.
De enige manier om uit de eurozone te stappen is nu het opzeggen van EU-lidmaatschap. Sinds het Verdrag van Lissabon staat in artikel 50 van het EU-Verdrag zwart op wit dat landen hun EU-lidmaatschap kunnen opzeggen en hoe dat (min of meer) in zijn werk gaat. De EU sluit dan met het land een akkoord over de voorwaarden voor zijn vertrek. In principe moeten alle EU-landen dat akkoord eerst goedkeuren, maar als de procedure eenmaal in gang wordt gezet, dan is het land na twee jaar automatisch geen EU-lid meer. In theorie kan dat land daarna wel gewoon opnieuw EU-lid worden. Via een omweg kan een land uit de EU en er weer in, maar dan zonder de euro. Elk land dat toetreedt (dus ook een land dat opnieuw EU-lid wordt) moet uiteindelijk de euro invoeren, maar mag zijn eigen munt houden tot het moment dat de Raad van ministers besluit dat het land aan alle eisen daarvoor voldoet. Dit zou kunnen werken voor Griekenland, maar net als Zweden nu doet, kan ook een opnieuw toegetreden land zorgen dat het lijkt alsof het nog niet klaar is voor invoering van de euro. Deze omweg zou niet alleen omslachtig zijn, maar zelfs riskant, want alle EU-landen hebben een veto als het gaat om het opnieuw toelaten van landen die uit de EU zijn gestapt.
Een land kan zijn lidmaatschap van de eurozone niet eenzijdig opzeggen zonder tegelijkertijd de EU te verlaten, want in het EU-verdrag staat niet dat dit kan. De EU-landen hebben bij het opstellen van het Verdrag van Maastricht, waarmee de EMU in gang werd gezet, zelfs expliciet aangegeven dat de muntunie met de invoering van de euro een “onomkeerbaar karakter” kreeg. Om uit de eurozone te kunnen stappen zonder tegelijkertijd de EU te verlaten, moet dus eerst het EU-Verdrag worden aangepast. Dat is een uiterst moeizaam politiek proces, dat ook nog eens de goedkeuring vereist van alle EU-landen.
Er wordt wel gezegd dat de Raad van ministers kan beslissen om het oorspronkelijke euro-toelatingsbesluit van een land in te trekken. Op die manier zou dat land dan uit de euro kunnen stappen. Dit standpunt is juridisch niet houdbaar. Het EU-Werkingsverdrag geeft de Raad namelijk niet expliciet dat recht. Het geeft de Raad alleen het recht om het tegenovergestelde te doen. Met een beetje fantasie kan je het Griekse euro-toelatingsbesluit intrekken door te zeggen dat Griekenland niet meer aan de zogeheten convergentiecriteria voldoet, maar dat geldt zeker niet voor Nederland. Wij voldoen nog aan alle eisen.
Ook het internationaal recht biedt geen houvast. Het Weens Verdragenverdrag, dat de regels over verdragen tussen landen omvat, erkent vier situaties waarin een land zich eenzijdig kan terugtrekken uit een verdrag: als landen de bedoeling hadden dat toe te staan, als dit uit het verdrag duidelijk wordt, als de uitvoering van een verdrag onmogelijk blijkt of als er sprake is van een wezenlijke verandering van omstandigheden. Een beroep op de eerste twee situaties is vanwege het “onomkeerbare karakter” van de EMU juridisch niet houdbaar, de derde situatie is in de praktijk van weinig belang en een beroep op de vierde situatie wordt bijna nooit gehonoreerd.
Het sluiten van een aanvullend verdrag buiten de EU-Verdragen om – de juridische omweg die o.a. werd gebruikt voor het ESM-Verdrag en het Stabiliteitsverdrag – is ook niet mogelijk. Dat mag alleen als het nieuwe verdrag niet in strijd is met de EU-Verdragen en buiten de zeggenschap van de EU valt. Aangezien euro-exits in strijd zijn met de EU-verdragen, is dit geen optie.
Een verdragswijziging is dus eigenlijk de enige realistische optie als een land wel uit de eurozone wil stappen, maar niet uit de EU.
Kan een land uit de eurozone worden gezet?
Nee, tenzij dat eerst in het EU-Verdrag wordt gezet, kan een land niet worden gedwongen de EU of de eurozone te verlaten. Het EU-Verdrag geeft nu alleen de mogelijkheid om in geval van een “ernstige en voortdurende schending” van de fundamentele EU-waarden sommige (stem)rechten van een land te schorsen. Er staat nergens in het EU-Verdrag dat een land kan worden gedwongen te vertrekken uit de EU of de eurozone. Alle landen – dus ook Griekenland en andere “probleemlanden” die het risico zouden lopen weggestuurd te worden – kunnen elke verdragswijziging met een veto tegenhouden. Zonder toestemming van die landen kan het EU-Verdrag dus niet zomaar worden aangepast. Een gedwongen vertrek voor “probleemlanden” lijkt daarom onrealistisch.
Wat brengt een euro-exit verder nog met zich mee?
Een vertrek uit de eurozone zou, zelfs na een verdragswijziging, nog veel meer juridische complicaties met zich meebrengen.
Als een land de eurozone verlaat, zal het kapitaalverkeer tijdelijk beperkt moeten worden om een kapitaalvlucht naar andere landen te voorkomen. Dat is in principe in strijd met het EU-Werkingsverdrag, dus is er nog een verdragswijziging nodig. Er moet een nieuw wettig betaalmiddel worden ingevoerd. Banken zullen tijdelijk gesloten blijven. Geldopnames en het (internationaal) betalingsverkeer moeten worden beperkt. De centrale bank van het vertrekkende land zal op korte termijn allerlei taken en verantwoordelijkheden op zich moeten nemen die nu met het Eurosysteem worden gedeeld of aan de Europese Centrale Bank (ECB) zijn overgedragen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de uitgifte van bankbiljetten en het garanderen van het interbancair betalingsverkeer. Ook is deelname aan het Europees Wisselkoersmechanisme II (ERM-II) nodig om de wisselkoers tussen de euro en de nieuwe munteenheid te stabiliseren, zodat de gevolgen van devaluatie en redenominatie (omzetting van betalingsverplichtingen naar een andere munteenheid) enigszins beperkt blijven.
Dit alles vereist nieuwe nationale, Europese en internationale wetgeving, uitgebreide coördinatie en samenwerking. Verder zullen burgers en bedrijven waarschijnlijk allerlei rechtszaken starten als zij door een euro-exit geld gaan verliezen.
Kortom, een euro-exit is makkelijker gezegd dan gedaan.
Foto: Guy Sie