De partij van premier Mark Rutte bepleit enerzijds een sterke Unie met sterke buitengrenzen, vergaande samenwerking op gebied van economie, handel, milieu, klimaat, veiligheid en migratie. Anderzijds dient de Unie zich te beperken tot haar ‘grensoverschrijdende kerntaken’. Buiten die kerntaken moeten bepaalde aangelegenheden volledig onder controle van de lidstaten blijven, zoals pensioenen, zorg, wonen, belastingen en uitkeringen. Verder legt de VVD veel nadruk op de versobering van de financiën van de Unie zelf en grotere transparantie van de besteding van Europese fondsen in de lidstaten. Het programma blinkt niet altijd uit in duidelijkheid en lijkt enkele tegenstrijdigheden te bevatten. Opvallend zijn met name de volgende punten.
Kerntaken en gedwongen exits
Een aantal van de genoemde terreinen die volledig onder controle van de lidstaten moeten blijven, hebben onvermijdelijk directe banden met zaken die de VVD tot de ‘kerntaken’ van de Unie rekent. Zo is bijvoorbeeld de zorg (nationaal beleid) nauw verbonden met de interne markt (Europees beleid). Overigens is marktwerking in de zorg een concept waar de VVD voorstander van is.
Ook pleit de VVD voor een soort ‘gedwongen exit’ van lidstaten die het Europese recht niet respecteren, bijvoorbeeld het naleven van begrotingsregels, wetgeving over staatsteun en het recht van de interne markt. Het lijkt erop dat dit voorstel betrekking heeft op zowel de Eurozone als op de EU in zijn geheel. In beide gevallen is dit echter zeer moeilijk te realiseren omdat het een wijziging van de EU-Verdragen vereist. Het is zeer onwaarschijnlijk dat alle lidstaten aan een dergelijke wijziging zullen meewerken. Ook zonder ‘gedwongen exit’ van andere lidstaten zal Nederland zelf optreden tegen die lidstaten die het functioneren van de gemeenschappelijke markt frustreren. Het is niet duidelijk wat de VVD onder dit optreden verstaat. Juridisch is er (al sinds 1958) een procedure beschikbaar voor lidstaten om tegen elkaar een procedure wegens schending van EU recht te beginnen voor het EU hof. Dit kan Nederland dus allang. Echter, als de VVD verder wil gaan dan dat – een soort ‘eigenrichting’ – dan verzet het EU recht zich daartegen. De EU is een ‘rechtsgemeenschap’ waarin lidstaten niet zelf voor rechter kunnen spelen.
Een ‘gedwongen exit’ van landen die het Unierecht zouden schenden is wellicht ook moeilijk te rijmen met het pleidooi om in Nederland ‘niet extra streng’ EU wetgeving uit te voeren. Als bedoeld wordt dat geen strengere normen worden gesteld dan die door het Unierecht worden geëist is dat niet per se problematisch (denk bijvoorbeeld aan EU-milieunormen die doorgaans slechts minimumeisen stellen). Als het echter zou neerkomen op normstelling of normhandhaving die beneden de eisen liggen die op EU niveau zijn overeengekomen, schendt Nederland zelf het Unierecht. De consequentie daarvan is dat Nederland zichzelf blootstelt aan juridische procedures voor het EU-Hof in Luxemburg die zelfs kunnen leiden tot zware boetes voor de Nederlandse overheid.
De Europese begroting
Een ander programmapunt betreft de meerjarenbegroting van de Unie. Die moet volgens de VVD worden hervormd. De begroting moet worden gebaseerd op het Bruto Binnenlands Product van elke EU lidstaat. Elders stelt het programma dat de VVD ‘elke nieuwe belasting die direct door Brussel wordt geheven’, wordt afgewezen. Dit is enigszins misleidend. De Unie heft zelf geen belastingen. De begroting van de Unie wordt gevoed uit directe bijdragen van de lidstaten als percentage van het Bruto Binnenlands Product (hetgeen de VVD dus voorstaat), een klein deel van de BTW en een groot deel van de douanerechten op producten die in de EU worden ingevoerd vanuit de rest van de wereld. De laatste twee financieringsmiddelen worden geheven door de lidstaten zelf. Voor het creëren van nieuwe financieringsbronnen voor de EU heeft Nederland sowieso een vetorecht.
Eén zetel voor het Europees Parlement
Tot slot gaat de VVD in op een al lang bestaand bezwaar tegen de (fysieke) inrichting van de EU-instellingen: het Europees Parlement moet voortaan op één plek gevestigd zijn, en niet langer in Brussel én Straatsburg. Bedacht moet worden dat dit ook een vurige wens is van het Europees Parlement zelf. Echter, de zetel(s) van het Europees Parlement is (zijn) geen aangelegenheid waar de Unie als zodanig over gaat. Het is gebaseerd op een verdrag gesloten tussen de EU lidstaten onderling. Voor het aanpassen hiervan is dus unanimiteit van alle lidstaten vereist, inclusief van Frankrijk, dat op grond van symbolische en economische redenen vasthoudt aan Straatsburg als vergaderplaats voor het Europees Parlement.
Foto: Maarten